Kiezen

voor

V.V.T.O. (vroeg vreemde talenonderwijs)

of

voor T2O (tweede taalonderwijs)

?

 

Van nature werkt ons brein met een systeem van kern- en randassociaties of -herinneringen, afhankelijk van de wijze waarop een herinnering tot stand komt. Zo kan het je gebeuren, dat je een nieuw telefoonnumer opgezocht hebt in het telefoonboek in de voorkamer, je dat nummer alweer vergeten bent op het moment dat je je mobieltje in de keuken terugvindt en het je alsnog te binnen schiet als je, terug in de voorkamer, het telefoonboek weer ter hand wilt nemen: de kernassociatie telefoonnummer is hier geheugentechnisch gebonden aan de randassociaties omstandigheden en plaats, waar je het opgezocht had (èn vermoedelijk ook de concrete bewegingen van het pakken van & opzoeken in het telefoonboek). Deze kern-randassociatiestructuur speelt een belangrijke rol in ons langetermijngeheugen, waar ze allerlei ingangen biedt om op een woord te komen: een houvast voor de retentie. Zie daarvoor het hoofdstukje Volg het spoor terug.

Kijk je nu naar de situatie voor een lerend brein bij tweede taalonderwijs, dan worden daar de hele dag situaties en uitspraken(tezamen 'woordjes') aangeboden als randassociaties voor het oppikken van alles en nog wat: allemaal potentiële onderdelen van (sub)netwerkjes. Het lerende brein heeft zo een ruime keuze aan met begrippen verbindbare nieuwe associaties, eerst als ondersteuner van het leerproces, daarna als houvast voor de retentie (het 'ophalen' van je herinneringen). En elke volgende dag wordt die keuze vergroot. Daarmee is die omgeving een duidelijke katalysator, zelfs stimulans voor het tweede taallerende brein.

Bij het vreemde taalonderwijs echter ontbreekt zo'n stimulerende omgeving en moet het brein het hebben van dat ene uurtje per dag: daarin moet het gebeuren, dat opbouwen van netwerkjes van rand- en kernassociaties, en wel binnen een apart, van de overige vakken gescheiden geheugendomein (Bij tweetalig opgevoede kinderen liggen de domeinen voor elke taal vlak bij elkaar. Leer je een tweede taal 'te laat' - zeg na je zesde -, dan komt het domein daarvoor veel verder van taaldomein 1 af te liggen. ) De rest van de dag gaan de associaties namelijk naar de kennis en vaardigheden, die in de moedertaal aan bod komen.

Om dat ene uurtje rendabel te maken moet dat een autonoom karakter krijgen, waarbij er een nauwkeurig gestructureerde verwerving van verbindbare associaties georganiseerd wordt. Dit blijkt het best te realiseren d.m.v. 'lemmatisering', d.w.z. de systematische opbouw van psycholinguistische lemma's . Zo creëer je, i.p.v. losse woordjes op het niveau van 'Dit is een kat', een structuur in het lexicon, waardoor woordjes leren kan veranderen in woordjes leren gebruiken.

Combineer je het een en ander, dan kun je voor de situatie op de N.A., waarin het gaat om vreemde taalonderwijs, dus wel rustig een lesje uit een NT2-leerboekje gebruiken, maar dan moet je dat verrijken met oefeningen, die ertoe bijdragen dat de aangeboden kennis beklijft, dus weer oproepbaar en toepasbaar wordt.

Zie voor een concrete uitwerking hiervan het volgende voorbeeld uit NAtuurlijk Nederlands II: een zeilwagen bouwen, eerst de instructie, dan de taaloefeningen 1 en de taaloefeningen 2